Tand gebrek bij
Konijnen:
Het konijn en de haas hebben
iets bijzonders aan hun gebit, dat men vergeefs bij andere knaagdieren zal
zoeken. Het zijn de stifttanden.
In de onderkaak heeft het konijn twee gebogen snijtanden, die men ook wel knaag tanden noemt.
De bovenkaak heeft eveneens twee snijtanden, maar erachter zitten nog twee kleinere tanden.
De tanden in de bovenkaak zijn niet volkomen
gelijk. De tanden in de boven- en onderkaak zijn niet volkomen gelijk.
De tanden in de bovenkaak hebben een groef in de lengte van het
voorvlak. De tanden in de onderkaak missen deze inkeping.
De tanden in de boven- en onderkaak hebben aan de voor- en achterkant een laagje glazuur of email. Aan de voorzijde is dit echter veel dikker.
Het gevolg daarvan is dat bij het knagen de tanden aan de achterzijde sneller afslijten dan aan de voorkant. Hun vorm blijft daarom scherp.
Deze afslijting van de tanden
gaat vrij snel, omdat het konijn een knaagdier is. De natuur heeft daarop
gerekend en de tanden voorzien van lange wortels. In de kaken worden deze
krachtig gevoed.
De slijtage aan de top wordt aan de basis steeds weer aangevuld.
Het geval in nu dat in de normale stand
van de tanden afwijkingen kunnen voorkomen, welke voor het dier nare
gevolgen kunnen hebben. Als een snijtand door een of andere oorzaak
verbogen of verdwenen is, mist de tegenover staande tand zijn natuurlijke
afslijting, en kan onbelemmerd doorgroeien ,de tanden groeien 2mm
per week.
Echter, de meeste gevallen van te
ver door groeiende tanden berust op iets anders.
Erfelijke aanleg voor een foutieve kaak stand is de meest voorkomende oorzaak.
Groeien de tanden te ver door, en treden zij
buiten de mondholte, en de fokker constateert dit, dan spreekt men van
olifantstanden, terwijl de abnormale kaak stand een klem gebit wordt
genoemd.
Beide namen zijn duidelijk en worden meermalen op de beoordelingskaarten gelezen.
De gevolgen zijn ernstig voor het konijn. Het eten
wordt bemoeilijkt en op de duur onmogelijk.
Als de punt van de tand zo
ver naar buiten groeit dat hij bijna tot de neus reikt, licht het voor de
hand dat men wil trachten de tand te verwijderen, en wel door hem af te
knippen. Dit kan.
Veel succes heeft het echter niet.
Tijdelijk brengt het enige verlichting, maar de tand groet door, en er ontstaan weer olifantstanden.
Voor de fok moet men deze dieren natuurlijk uitsluiten, maar het is ook verstandiger ze op te ruimen hoe moeilijk dit soms is.
Het is vooral een drama bij
kinderen, die hun konijn vaak als speelkameraad zien. Het is moeilijk uit
te leggen dat het een niet te genezen afwijking is, aangezien de erfelijke
aanleg de oorzaak is.
Als met het konijn toch wil gehouden is het
veiliger, in plaats van de tanden te knippen ze door de dierenarts af te
laten vijlen. Bij het knippen kan het voorkomen dat de tand in de lengte
scheurt tot in de kaak. En dan is het pas echt ellende voor het
dier.
Klem gebit of olifantstanden zijn geen alledaags verschijnsel, maar worden vaker waargenomen dan vroeger het geval was. Vooral dwerg rassen lijken met het euvel behept te zijn. Dit zou kunnen wijzen op erfelijke aanleg in zekere stammen.
Maar ook zijn er meer huis konijnen die veel ouder mogen worden, met alle gevolgen van dien.
Piet Verhoef